The 10 most interesting older chess players ever

Hoewel het topschaak tegenwoordig wordt gedomineerd door pubers en krap-twintigers, hoor je wel eens dat er van vergrijzing in de schaaksport sprake is. Dat geldt voor de wereldtop dus in elk geval niet: de beste schakers worden steeds jonger. Mooiste voorbeeld is Magnus Carlsen, op zijn 13e al grootmeester en nu al voor de voor de tweede maal wereldkampioen. Dat is allemaal mooi, maar er zijn genoeg ouderen die dit spel nog op hoog niveau beoefenen. Het gaat ons thans om de oudgedienden, de diehards, de veteranen, de zeer taaien. Een ietwat gekleurde toptien:

1. Johan Wilhelm van Hulst (Amsterdam, 28 januari 1911 – 22 maart 2018), werd in 1937 al kampioen van UCS De Rode Loper en won op 95-jarige leeftijd nog het Corus-schaaktoernooi voor (ex-)parlementariërs. In 2010, vlak voor z’n 99ste verjaardag, won hij het toernooi opnieuw, zij het gedeeld. Hij heeft zowel tegen Max Euwe als Anatoli Karpov remise gespeeld – weliswaar in simultaans, maar toch. Hij is erelid van Schaakvereniging Caïssa in Amsterdam. Op zijn honderdste zei hij: “Ik schaak mijn hele leven al en kan het nog steeds niet.” Prof. Van Hulst schaakt nog altijd op zijn 103de.
2. Joeri Averbach (1922-2022) was tot aan zin overlijden de oudst levende grootmeester. Bijna iedere schaker kent zijn standaardwerkje Wat iedere schaker van het eindspel moet weten en uiteraard de Averbachvariant van het Konings-Indisch.
3. 
4. Viktor Kortsjnoj (1931-2016) speelde nog op grootmeesterniveau toen hij 81 was. In 2005 stond hij nog in de top 100 van de wereld op zijn 74ste. Op zijn 77ste won hij het kampioenschap van Zwitserland. In 2011 won hij van Fabiano Caruana, op dat moment al vijfde van de wereld.
5. Svetozar Gligoric (1923-2012) was 89 toen hij overleed. Op dat moment was hij de op één na oudste grootmeester. Op zijn oude dag had hij nog aardig piano leren spelen en op zijn 88ste nam hij een CD op.
6. William Steinitz was met 58 jaar de oudste oud-wereldkampioen, voordat hij zijn titel verloor aan Emanuel Lasker op 6 mei 1894.
7. Edward Lasker (1885-1981) schaakte tot zijn dood op zijn 95ste. Hij speelde nog altijd correspondentiepartijen. In 1961 kreeg hij de titel Internationaal Meester. Daarnaast was hij ook go-meester.
8. Miguel Najdorf (1910-1997) schaakte op zijn 87ste nog tot de laatste snik. Toen hij 81 was, deed hij nog mee aan het vanouds sterke kampioenschap van Argentinië.

Jacques Mieses, rond 1900
Jacques Mieses, rond 1900

9. Jacques Mieses (1865-1954) stierf toen hij 89 was. Hij gaf nog simultaans op zijn tachtigste. Hij werd pas grootmeester toen hij 85 was, maar dat is omdat de FIDE de titel Internationaal Grootmeester pas in 1950 in het leven riep.
10. Vasili Vasiljevitsj Smyslov (1921-2010) was de oudste kandidaat voor het wereldkampioenschap, toen hij 61 was. Hij werd tweede tijdens de Interzonale in Las Palmas in 1982. In 1988, op de fraaie leeftijd van 67 jaren, was hij de oudste die ooit aan het kampioenschap van de Sovjet-Unie meedeed. Hij werd wereldkampioen bij de senioren op zijn 70ste en won de Staunton Memorial in Groningen toen hij 75 was. Op zijn 81ste hield hij het voor gezien omdat zijn ogen hem in de steek lieten, maar hij had nog altijd een rating van 2500.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Tot vreugde der aanwezigen: Euwe – Norbruis

Max Euwe doet een zet tegen Obbe Norbruis. Naast hem met sigaret de gemeentesecretaris van Zuilen, A.J. v.d. Weerd. (Foto UN, 23-11-1951)

In november 2013 was ik met Arnold Heesbeen in het Museum van Zuilen, niet alleen om de roerige geschiedenis van Werkspoor te bekijken (Arnolds vader werkte daar), maar we waren er ook als schakers. De gastvrije directeur Wim van Scharenburg, die wonderbaarlijk veel weet te vertellen over Zuilen, zei ons dat het schaakspel van de heer H.H.K. Klijnsma nog aanwezig is in het depot van het museum, alsmede de jeneverglaasjes waar de heren tijdens de beginjaren van onze club uit dronken. Klijnsma, hoofd van de Christelijke lagere school aan de Daalsedijk, was een van de oprichters van Schaakclub Oud Zuijlen. In die tijd varieerde de spelling nogal: Zuilen, Zuijlen en Zuylen werden vrolijk naast elkaar gebruikt.
We hoopten in het museum ook meer te weten te komen over Obbe Norbruis, oud-burgemeester van Zuilen en vooraanstaand lid van onze club. Arnold Heesbeen heeft nog in de jaren vijftig tegen hem gespeeld. Als enig jeugdlid van de club had hij uiteraard veel ontzag voor de heren notabelen, die elkaar tijdens ledenvergaderingen soms flink in de haren zaten, aldus Arnold. Vooral de burgemeester moet nogal een flamboyante figuur zijn geweest. Alom aanwezig, maar correct. Zo gebeurde het dat Arnold, een jongen nog, een kop koffie bestelde, in de veronderstelling dat de verversingen gratis waren. Toen de koffiejuffrouw wilde dat hij afrekende, bleek dat hij geen geld van zijn ouders had meegekregen. De vrouw was hier niet van gediend en begon hem op luide toon de les te lezen. Norbruis kreeg hier lucht van en wees haar terecht. Die jongen hoefde niet te betalen! Geen sprake van! De burgemeester betaalde voor hem!

In het kleine museum aan de Amsterdamsestraatweg valt veel te zien, maar mijn aandacht ging vooral uit naar een onooglijk papiertje: een notatiebiljet dat was gebruikt tijdens de simultaan die Max Euwe in 1951 gaf ter ere van de opening van de Schaakwijk in Zuilen. Het was de legendarische simultaan waarin Cor Olij, vader van Huib, van Euwe won en waarin burgemeester Norbruis remise behaalde. In een onbekende krant, niet zijnde het Utrechts Nieuwsblad (zoals in het jubileumboek verondersteld), was het volgende te lezen:

Dr Euwe speelt sterk simultaan te Zuilen. Winst voor C. Olij, vier remises, o.a. tegen burgemeester

Er hing een intens spannende sfeer gistermiddag in het Juliana-restaurant te Zuilen. Twee en dertig plaatselijke schakers gaven onze nationale schaakkampioen, dr. Max Euwe partij, die een simultaan séance hield ter gelegenheid van de opening van de schaakwijk. Dr Euwe won 27 partijen, verloor er één tegen de heer C. Olij (Oud-Zuylen) en speelde er vier remise: tegen burgemeester O. Norbruis, ds. Van Royen, de heer S. de Vries (hoofd Chr. School Bisschopsplein) en de heer A. v.d. Steen (Werkspoor).

(….)Burgemeester Norbruis hield de stelling geheel in evenwicht, nadat al spoedig de dames waren geruild. Toen nam de burgervader het initiatief door een opmars met zijn h-pion, hetgeen echter geen beslissing bracht. De pionnen werden in elkaar geschoven, waardoor geen van de spelers zonder groot risico iets kon ondernemen. Dr Euwe bood dan ook op de 30e zet remise aan, hetgeen de heer Norbruis gaarne accepteerde. Daarna trok de partij van de Oud Zuylen-speler Olij de meeste aandacht. Deze wist door een fraai schijnoffer van zijn loper op h3 een pion te winnen en vervolgens te forceren dat alle stukken, behalve een toren, werden afgeruild. Daar hierbij een tweede pion van Euwe verloren ging, gaf Euwe het hopeloze eindspel op.

Uit het Utrechts Nieuwsblad van 23 november 1951 het volgende fragment:

De heer Norbruis bewees, dat hij niet alleen voortvarend burgervader, maar ook een vlot schaker is. Dr. Euwe slaagde er niet in, ergens in het voordeel te komen. De stelling kreeg een gesloten karakter zonder kans op leven. Tot vreugde der aanwezigen bood Euwe op de 30ste zet remise aan, hetgeen de heer Norbruis uiteraard accepteerde. Ook aan de overige borden gaven de Zuilense schakers goed partij, hetgeen voor dr. Euwe aanleiding was, aan het einde van de seance zijn lof uit te spreken over het Zuilense schaakpeil.

Maar nu het notatiebiljet. Wim van Scharenburg was zo aardig om een kopie voor ons te maken. De gehele partij staat helaas niet op het formulier, maar wel de notatie van de slotstand en handtekeningen van Max Euwe, Obbe Norbruis en een aanwezige schaakjournalist, die er ‘Bravo!’ bij heeft geschreven.
Euwe was degene die remise aanbood. We weten evenwel niet wie er in de slotstelling aan zet was. Vermoedelijk was het Norbruis, want als de voormalige wereldkampioen aan zet geweest zou zijn, had hij wel doorgespeeld. Wit staat actiever. Zwart moet zijn passieve toren op g5 zien te bevrijden met g6.
Men vergelijke de twee situaties: met zwart aan zet bereikt wit weliswaar iets betere stellingen, maar het is nog niet eenvoudig dit te winnen. Was Euwe aan zet geweest, dan had hij de partij waarschijnlijk met gemak tot winst gevoerd (analyse AvE).

Simultaan tegen Donner, 1976

In november 2014 werd ik benaderd door Ron de Haas, lid van onder meer schaakclub Vianen. Hij verzamelt al vele jaren partijen die zijn gespeeld door Hein Donner. De collectie bestaat inmiddels uit ongeveer 1870 partijen met daarin ruim 40 simultaanpartijen. Hij schreef mij: “In mijn zoektocht heb ik ooit onderstaand simultaanpartijtje gevonden. Ik heb het vermoeden dat u hier het slachtoffer bent van Donner.”
Donner,J.H. – Ee,Alwin van (Amersfoort, 1976)
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.f3 a6 6.c4 g6 7.Pc3 Lg7 8.Le3 Dc7 9.Tc1 e6 10.Le2 Ld7 11.0-0 Pc6 12.Pd5 Dd8 13.Pxc6 Lxc6 14.Lb6 Dd7 15.Pc7+ 1-0

Inderdaad kon ik hem bevestigen dat dit knoeipartijtje door mij was gespeeld. Ik was toen pas zeventien. Het was zaterdag 28 augustus 1976. Er vond een zogenaamde ‘Schaakmarkt’ plaats in het kader van de Amersfoortse Keistadfeesten. Plaats des onheils was het Onze Lieve Vrouwekerkhof. Diezelfde middag wist ik ook nog knap van Genna Sosonko te verliezen, maar dit terzijde.

Later bleek dat ook clubgenoot Henk Dissel diezelfde zaterdagmiddag heeft gespeeld! Ook hij was toen zeventien. Zijn partij werd remise.

Op de foto zien we Donner tijdens het Hoogoventournooi spelen tegen Albin Planinc, Wijk aan Zee 1973. Donner verloor deze partij overigens in 22 zetten. Op de achtergrond Ulf Andersson en Vlastimil Hort.

We laten Ron de Haas verder zelf aan het woord.

Voor Ron de Haas was de verzameling korte verliespartijen, gepubliceerd door Tim Krabbé en het boek van Tim Krabbé & Max Pam De Koning de aanleiding om midden jaren tachtig in de vorige eeuw schaakpartijen van Hein Donner te gaan verzamelen. Een computer had hij nog niet, het was dus partijen zoeken en overschrijven. Daarnaast legde hij toernooiuitslagen vast: waar en tegen wie heeft Donner gespeeld in zijn carrière.

Ron de Haas achterhaalde ook de volledige notatie van de partij Donner – Spanjaard, Veenendaal 1961, die vooral bekend is geworden door de blunder van Donner en diens commentaar daarop.

Donner,Jan Hein – Spanjaard,Eduard [E95]
13e Ritmeestertoernooi Veenendaal (2), 20.03.1961

1.d4 Pf6 2.c4 g6 3.Pc3 Lg7 4.e4 d6 5.Pf3 0-0 6.Le2 e5 7.0-0 Pbd7 8.Te1 exd4 9.Pxd4 Pc5 10.f3 a5 11.Le3 Te8 12.Dd2 Pfd7 13.Pdb5 Pe6 14.Tac1 Pdc5 15.f4 Ld7 16.Lf3 Lxb5 17.cxb5 Df6 18.Ted1 Tad8 19.Tc2 c6 20.bxc6 bxc6 21.Pe2 a4 22.Pd4 Pxd4 23.Lxd4 De7 24.Lxg7 Kxg7 25.Dd4+ f6 26.e5 fxe5 27.fxe5 Dxe5 28.Lxc6 Dxd4+ 29.Txd4 Te5 30.Tcc4 Tb8 31.Txd6 Txb2 32.h4 Txa2 33.Ld5 Ta1+ 34.Kh2 Pa6 35.Td7+ Kh6 36.Lg8 g5 37.Txh7+ Kg6 38.h5+ Kf6 39.Tc6+ Kf5 40.Txa6 Kg4 41.Le6+ Kf4

42.Tha7?? Th1+ 43.Kxh1 Kg3 0-1

Mr. Ed. Spanjaard beschrijft in zijn rubriek in het Utrechts Nieuwsblad van zaterdag 1 april 1961 de volgende opmerking bij het slot van deze partij: Donner droeg zijn tegenslag zoals het een waar sportman betaamt. Hij vertrok geen spier en zei slechts: “Ja Eduard, zulke dingen kunnen gebeuren.”

Bewaren

Bewaren

Bewaren