Inmiddels is bekend geworden dat er afgelopen zaterdag een stuk deksel van een doodskist is gevonden met de initialen M.C. erop. Dat die staan voor Miguel de Cervantes, betwijfelt niemand. Maar de botten die op dezelfde plek zijn gevonden, zijn van ongeveer tien personen, onder wie een kind. De komende dagen zal het team van wetenschappers de botten eerst scheiden naar geslacht en leeftijd en vervolgens onderzoeken of de volgroeide mannelijke botten van de grote literator zijn.
Het onderzoek in situ in het Madrileense nonnenklooster naar het graf van Cervantes begon afgelopen zaterdag 24 januari. Er is overeengekomen dat de resten onder geen beding het klooster mogen verlaten, ook niet als ze geïdentificeerd worden als zijnde van Cervantes. Daarom vindt de analyse van de stoffelijke resten binnen de muren van het klooster plaats. Zelfs de aartsbisschop van Madrid bemoeide zich ermee: hij was uiteindelijk degene die afgelopen jaar toestemming aan de gemeente Madrid en het wetenschapsteam moest geven om het onderzoek te starten.
Impuls voor het toerisme
De gemeente Madrid heeft 50.000 euro uitgetrokken voor deze tweede fase van het onderzoek (de eerste fase bestond onder meer uit speurwerk met een grondradar, een GPR). Afgezien van het historisch belang, spelen er ook economische motieven. Als er een duidelijke en hopelijk laatste rustplaats van Cervantes komt, kan die uitgroeien tot een literair bedevaartsoord zoals dat ook gebeurd is met het graf van Shakespeare, die overigens op min of meer dezelfde dag als Cervantes is overleden. Min of meer, want ook al hebben beide schrijvers officieel dezelfde sterfdatum (23 april 1616), in die dagen liepen de Engelse en Spaanse kalender niet geheel synchroon, dus het kan een dagje schelen. Of de bewoners van het nonnenklooster, de Ongeschoeide Trinitariërs, het op prijs zullen stellen dat hun klooster een toeristische attractie wordt, is nog maar de vraag. Maar eerst moet de man met de lamme arm nog gevonden worden.
Bronnen (o.a.): El País