Interview

Interview met Alwin van Ee
door Matilde Loveling

Utrecht, september 2005. Op een zonnige, nazomerse dag ontmoeten we elkaar op het terras van het Louis Hartlooper Complex, waar de schrijver soms kantoor houdt. Het gesprek komt al gauw op Rood kwik.

Is de hoofdpersoon Ruben Sender gebaseerd op een echt bestaand personage?

Welnee! Hij zal bepaalde trekjes van mij hebben, maar verder is hij geheel aan de fantasie ontsproten. Ik heb ook een ander beroep dan hij, zoals je weet. En ik ben blij dat ik niet hoef mee te maken wat hij allemaal moet doorstaan.

Maar je bent zelf wel op Cuba geweest. Om onderzoek te doen?

Ik moest toch die kant uit. Niet alleen als voorbereiding voor een internationaal congres van misdaadauteurs, maar ook om te praten met José Latour, van wie ik een boek heb vertaald. Hij woonde toen nog in Havana. Cuba vind ik enorm interessant, een absurd maar ook heerlijk land, vooral vanwege de mensen.

Je boek gaat toch niet over politiek?

Natuurlijk niet! Het is in de eerste plaats entertainment, wat niet wegneemt dat een Cubaanse achtergrond altijd leidt tot maatschappelijke en historische vragen. Maar het boek neemt geen expliciete politieke standpunten in. Cuba is het decor, meer niet. Het gaat om de mensen en hun onderlinge, vaak moeizame betrekkingen.

Waarom heb je voor een specialist in gevaarlijke stoffen gekozen?

Rechercheurs, journalisten, fotografen en detectives hadden we al genoeg in de Nederlandstalige thriller. Ik wilde een originele hoofdpersoon.

Die Utrechtse fabriek neem je als uitgangspunt. Het is zeker geen toeval dat je zelf ook in Utrecht woont?

De buurt van de oude sojafabriek ken ik goed en het verhaal rondom de sluiting was een aaneenschakeling van protesten, misverstanden, gespannen en kolderieke situaties, de ideale achtergrond voor een misdaadroman.

Kolderiek zeg je?

Ja. Toen de fabriek dicht ging, hadden de ratten en muizen niets meer te vreten. Die trokken met duizenden de wijken in.

Er valt wel meer te lachen in je boek. Vind je humor belangrijk in thrillers?

Zeker! Dit genre lees je toch voor je plezier. Er schrijvers zijn die bloedserieus zijn en die elk grapje als meligheid afdoen. Dan krijg je van die gortdroge politieromans. Schrijven is voor mij een ernstige aangelegenheid, maar het resultaat mag humoristisch zijn. Neem nou zo’n Carl Hiaasen. Hilarisch en toch goed.

Zijn er nog meer schrijvers die je bewondert?

Ik wist dat je dat ging vragen… Tal van! Ross MacDonald, Michael Connelly, Leif Davidsen, Andrea Camilleri, Giancarlo de Cataldo, Fred Vargas, Leonardo Padura, en niet te vergeten de Nederlandstaligen. Vlamingen als Piet Teigeler en Bavo Dhooge. In Nederland René Appel, Lydia Rood, Tomas Ross, Felix Thijssen, Witte Lavèn en meer. En vooral Gerben Hellinga. Die wordt naar mijn smaak onderschat. Er loopt in Nederland en België veel talent rond.

Dat zeg je natuurlijk omdat je in het bestuur van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs zit…

Dacht je soms dat ik daarvoor betaald werd? Nee, de Nederlanders doen heus niet onder voor Scandinaviërs en Amerikanen. De lezers zijn er alleen niet zo mee bekend. En oorspronkelijk Nederlands vind ik doorgaans prettiger om te lezen dan een vertaling in het Nederlands, waar je het origineel meestal doorheen ziet schemeren.

Hoe ben je in dat GNM terechtgekomen?

Zijdelings, als initiatiefnemer en webmaster van crime.nl, een eigen verzinsel. Het bleek een club van bijzonder aardige en boeiende mensen te zijn. Ik voelde me er meteen thuis en werd al snel secretaris. Inmiddels ben ik degene die het langst in het bestuur zit. In mijn periode is het aantal leden, of genoten zo je wilt, verdubbeld en ik durf te stellen dat ik daar een belangrijke bijdrage aan heb geleverd, alleen door de grotere bekendheid via crime.nl.

Kan ik ook genoot worden?

Dan moet je eerst twee misdaadromans publiceren, Matilde. Daarna kun je je bij mij aanmelden…

Maar je hebt er zelf ook nog maar één geschreven.

Zoals gezegd kwam ik er door een zijdeurtje binnen. Deel twee is overigens wel in de maak. Komt volgend jaar uit. En uiteraard weer met het duo Sender & Lotz. Het vervolg wordt iets anders van opzet. De personages worden verder uitgediept en er is minder gehannes met chemische troep, al is dat in het eerste deel ook alleen maar de aanleiding om het verhaal te gaan vertellen. Uiteindelijk gaat het allemaal meer over gevaarlijke mensen dan over gevaarlijke stoffen.

Heb je nog een tip voor beginnende auteurs?

Zorg voor goede meelezers. Geen vriendjes en vriendinnetjes die het allemaal prachtig vinden, maar mensen die in een vroeg stadium gedetailleerde, onverholen kritiek geven. Buitenstaanders zien vaak meer dan jijzelf.