Vloeiende nieuwe vertaling maakt Don Quichot leesbaarder
In de geest van Cervantes
door Alwin van Ee (verschenen in Utrechts Nieuwsblad, 15-3-1997)
‘Kiest niet het hazenpad, laffe, verachtelijke schepsels, want het is maar één ridder die u aanvalt,’ roept Don Quichot tijdens zijn strijd tegen de windmolens in de waan dat het reuzen zijn. Zo klinkt deze vaak aangehaalde zin in de nieuwe vertaling van Barber van de Pol, die na vier jaar werk een nieuw literair monument in de Nederlandse taal heeft opgericht. Wie zo’n meesterwerk vertaalt moet zelf over evenveel moed als Don Quichot beschikken, want een leger critici staat klaar om het zwaard te heffen. Duizenden werken zijn er al geschreven over Cervantes en de Quichot is het meest vertaalde boek na de bijbel. De nieuwe Quichot is de vierde integrale vertaling in het Nederlands sinds de verschijning van het origineel in 1605 en 1615 (tweede deel). De eerste vertaling dateert uit 1657, de tweede verscheen pas in 1855, van de hand van de Utrechtse letterlievende advocaat mr. C.L. Schuller tot Peursum. De derde was die 1941 van de Utrechtse hispanist C.F.A. van Dam en de dichter J.W.F. Werumeus Buning. Daarnaast zijn er uiteraard talrijke
bekorte versies geweest, dikwijls geïllustreerd en in de vorm van een kinderboek. Vooral de vertaling van Van Dam en Werumeus Buning heeft de laatste 55 jaar het beeld van de idealistische Don Quichot en zijn aardse schildknaap Sancho Panza in het Nederlandse taalgebied bepaald.
Van Dam (1899-1972) was van 1927 tot maar liefst 1969 (tot 1948 buitengewoon, daarna gewoon) hoogleraar Spaanse taal- en letterkunde aan de Utrechtse universiteit en heeft het gezicht van deze studie in hoge mate bepaald. Hij zette ook de landelijk unieke Spaanse en Portugese bibliotheek op, nog steeds een voorname afdeling van de universitaire letterenbibliotheek. Daar vindt men veel van zijn eigen boeken terug. Zelfs de Spaanse exemplaren van de Quichot die hij voor de vertaling heeft gebruikt, zijn nog aanwezig,
compleet met de talloze aantekeningen die de zeer consciëntieuze Van Dam in de kantlijn maakte.
De vertaling van Van Dam en Werumeus Buning was echter niet zonder kritiek. Hoe spitsvondig en virtuoos ook, de vertalers gingen uiterst vrij te werk en interpreteerden te veel, zodat er onnodige verschuivingen ten opzichte van het origineel ontstonden en de suggestieve kracht van de brontekst hier en daar verloren ging.
Zij gebruikten prachtige ouderwetse, veelal negentiende-eeuwse woorden die we bij Van de Pol niet meer terugvinden, zoals potsbloed! (wordt: Heer aan toe!), hoerebroedsel (wordt: hoerenzoon) en schobberdebonken – tijdens een boerenbruiloft onttrekt lekkerbek Sancho Panza zich aan de ontstaande schermutselingen en ‘schobberdebonkt’ snel een lekker hapje – terwijl Cervantes in het Spaans een heel gewoon, onopvallend woord gebruikt. Veel archaïsche woorden moesten in de nieuwe vertaling sneuvelen om dichter bij het origineel te blijven.
In de loop der eeuwen is de waanzin van Don Quichot, die ontstaan is doordat hij te veel ridderromans heeft gelezen, op allerlei manieren uitgelegd. Zo probeerde men in de negentiende eeuw een tragische held van hem te maken. Bovengenoemde stilistische verschuivingen in de vertaling zijn van grote invloed op ons beeld van Don Quichots waanzin. Immers, zijn gekte wordt afgewisseld met perioden van grote helderheid, maar ook op deze lucide momenten laat Cervantes merken dat we hier toch echt met een komische dwaas te maken hebben, hetzij door een potsierlijke of ironische opmerking van Sancho Panza of andere personages, hetzij door de dolende ridder zelf een vulgaire of ongepaste uitdrukking in de mond te leggen, terwijl hij anders zo literair en verheven spreekt.
De vindingrijkheid en het overdreven doorgevoerde archaïsch taalgebruik leiden er bij Van Dam toe dat eigenlijk iederéén geschift lijkt en het subtiele spel van Cervantes verloren gaat. En dit is nu de grote kracht van de nieuwe, uiterst doordachte vertaling: door de veel grotere getrouwheid aan het origineel komen de verschillende gemoedstoestanden van Don Quichot beter tot zijn recht: zijn donquichotterie steekt scherper af tegen zijn `normalere’ omgeving.
We zien duidelijker wat een groot schrijver Cervantes eigenlijk was. Het Nederlands van Barber van de Pol is veel vloeiender, nauwkeuriger en uiteraard moderner, kortom veel leesbaarder. Meer in de geest van Cervantes dus, die schreef ter verpozing van de lezer, zoals hij in het voorwoord van het eerste deel aangeeft.
De nieuwe uitgave is wederom verluchtigd met de prenten van Gustave Doré. Wat mij betreft had de uitgever deze beter in het archief kunnen laten: de negentiende-eeuwse, enigszins romantiserende interpretatie van Doré past niet bij de veel oudere sfeer van ridderromans en het zeventiende-eeuwse Spanje. En illustraties geven het werk ten onrechte het aanzien van een kinderboek. Bovendien waren de twee kloeke delen zonder de talloze plaatjes wat handzamer geworden dan ze nu zijn.
Wie een boek wil schrijven of vertalen krijgt tegenwoordig zo ongeveer als eerste van zijn uitgever te horen dat voetnoten niet zijn toegestaan. Inderdaad, ze zijn in niet-wetenschappelijke uitgaven al sinds de jaren zeventig geheel uit de mode. Barber van de Pol voert als redenen aan dat Cervantes zelf ook geen noten gebruikte – zijn tijdgenoot Quevedo noemde noten ‘pispotten onder het bed van een boek’ – en dat de Quichot vooral een plezierig leesboek is. Het leesplezier ‘mag niet worden vergald door betweterij of smorende angstvalligheid’. Ik zie echter niet in waarom noten betweterig zouden moeten zijn.
Het is natuurlijk hinderlijk om voortdurend door een boek te moeten bladeren om noten te raadplegen, maar in het geval van de nieuwe vertaling van de Don Quichot waren ze wellicht wel op hun plaats geweest, juist om het leesplezier te verhogen, want er ontgaat veel aan de gemiddelde lezer van deze nieuwe vertaling. En wie ze niet wil lezen, slaat ze maar over.
Van Dam was terecht de mening toegedaan dat voetnoten voor een goed begrip van dergelijke oude teksten noodzakelijk zijn. Hij voegde er dan ook een stuk of zeshonderd toe aan de Quichot. Deze allerminst betweterige noten bieden de lezer telkens een schat aan informatie over de Spaanse taal, geschiedenis, het Spaanse leven van die tijd en de literatuur waar Cervantes zo vaak naar verwijst. De wat stroeve verantwoording van Barber van de Pol biedt de lezer weinig toelichting, maar gelukkig heeft ze aangekondigd een essay over het boek te gaan schrijven.
(verschenen in Utrechts Nieuwsblad, 15-3-1997)
Miguel de Cervantes, De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha, vertaald door Barber van de Pol, uitgever Atheneum-Polak & van Gennep, twee delen.
Alwin van Ee studeerde Spaanse taal- en letterkunde in Utrecht.